Eef haar dag verliep soepel. Het was goed dat ze even naar buiten ging, want de vermoeidheid speelde haar parten. Hoeveel uur waren het geweest, drie of vier uur slaap ? De wind was koud, het leek haar nog licht te vriezen. Op de automatische piloot deed ze wat boodschappen in de uit de grond gestampte Lidl en besloot haar gedachten te verzetten.
Ze deed een computer uitgifte, stuurde pakjes via DHL, Fedex, had een werkbespreking met Alida en een computerguy jong, in baggy pants, nog wat jeugdpuistjes, een zwarte Adidas wollen muts en een retro te groot alweer Adidas jack, met witte sneakers waar alweer de onvermijdelijke drie zwarte strepen op stonden. Hij had een kleine ginger baard. Het deed haar aan haar zoon denken.
De terugweg ging langzaam maar dat was misschien maar beter. Er waren files. Bij de splitsing A6 en A1 was het ouderwets chaos. Maar ze was tevreden, zong mee met Billy Joël’s ” Uptown Girl ” en voordat ze er erg in had draaide ze haar doodlopende ongestrooide straat in. De oprit was nog wat glad en voorzichtig parkeerde ze, pakte de boodschappen, stapte uit, en schrok van de buurvrouw. Het leek alsof ze op haar gewacht had. Buurvrouw was van de nieuwsgierige soort.
” Je hebt marters ” Haar verweerde gezicht keek ernstig, gewichtig, haar blondgrijze haar zat pierig, ze haalde een lok uit haar gezicht. ” Ik heb ze gezien op je auto vannacht. We hebben onze Outlander al naar de garage gebracht en zo’n kastje laten plaatsen. ” Nonchalant irritant bracht ze het nieuws. ” Het zijn nachtdieren hè. Ik dacht ik waarschuw je maar even.” Eef knikte had duizend vragen en baalde. Zij wist dat haar vader ook wel eens zo’n akkefietje had gehad. Die beten de kabels door.
Waar is een vent als je hem nodig hebt ? Altijd dat gehannes. Ze bracht haar boodschappen naar binnen. Speurde het internet af, en was; voordat ze het wist, de onbetwiste marterspecialist. Ze ging terug naar buiten opende de compacte motorkap van de Fiat en schrok toen ze hem open deed. Een verschaald stuk half verbrand en afgekloven stokbrood. Dat verklaarde de lucht van vanochtend. Ze vloekte hardgrondig. Vraag was, is het kwaad geschied ? Ze controleerde wat ze kon controleren. Alles leek okay. Morgen maar zo’n kastje laten plaatsen of spray spuiten of wist ze veel.
Ze ontspande. Het was weekend. Weinig op de agenda maar dat was prima zo. Ze apte met wat vrienden, kids, er was Glühwein met kaneel stokjes, en ze glimlachte om zichzelf, een feelgood Netflix film waar ze vrolijk van werd, en kriebels in haar buik voelde. Ze liet zich niet klein krijgen. Ze deed nog een Glühwein, warm, ze deed het rolgordijn open, de sneeuw dwarrelde naar beneden. Het was een mooi gezicht, ze keek naar haar Fiat realiseerde zich dat ze nog onuitgepakte laarzen op de achterbank had liggen. En daar ging ie, de marter, over de weg, richting de Mitsibushi Outlander, van de buren. Hij was niet veel groter dan Puk haar kat. Ze lachte, en dronk haar Glühwein, beter hoofdpijn van de wijn dan van de marter. Met het hoofdpijn dossier de marter zou ze morgen mee afrekenen. En dat ie maar die kabels van de focking Outlander zou doorbijten. Ze sliep die nacht direct en zou pas om 9 uur s’ochtends wakker worden.